Nel mezzo del cammin di nostra vita

14 maart 2022 - Bologna, Italië

275849103_10227764931537385_4704021616515893967_n

‘Nel mezzo del cammin di nostra vita, mi ritrovai per una selva oscura.’

Zo begint misschien wel het bekendste gedicht uit de Late Middeleeuwen, Dante’s Divina Commedia. Dante voert zichzelf op als personage: hij is vijfendertig, ‘juist midden op de reistocht van ons leven’ en hij ‘zag zich verloren in een donker woud’. Met Vergilius als zijn gids reist Dante achtereenvolgens door de Hel, over de Louteringsberg en naar het Paradijs. De tocht begint in de diepste krochten van de hel, waar de échte sfortunati (ongelukkigen) zich bevinden. We lezen over verraders, geweldplegers en bedriegers, die, zo kun je denken, hun straf nog verdiend hebben. Maar dan komen we terecht op de Louteringsberg, in het Vagevuur –  de plek waar de gemiddelde mens zou terechtkomen. Want wie is er nooit jaloers, wraakzuchtig, overmoedig, lui, gierig, gulzig of wellustig geweest? Wie geboren wordt begint in theorie in de hoogste sferen van het Paradijs, maar het leven voert de mens naar de Louteringsberg of erger nog: de krochten van de Hel. Dan rijst bij mij de vraag: zouden de lessen die het leven ons bijbrengt niet genoeg loutering zijn? Kunnen we met de stenen waaraan we ons stoten geen berg bouwen die ons in elk geval tot de onderste sfeer van het Paradijs brengt?

Waarom moeten we na de dood dan nog zoveel omzwervingen maken? Voor Dante gold dat zelfs in letterlijke zin; zijn botten hadden niet het geluk Vergilius als gids te hebben en hebben nogal wat ‘laatste’ rustplaatsen gekend. Dat geleur met Dante’s beenderen heeft alles te maken met twee steden: Florence en Ravenna. Dante werd geboren in Florence en zette daar zijn eerste stappen op het gebied van de literatuur en politiek. Rond 1300 – Dante was toen vijfendertig en nel mezzo del cammin di sua vita – werd hij echter verbannen vanwege zijn losse band met een politieke tak van de Medici Speziali, die er, kort door de bocht, nogal wat ‘rebelse’ activiteiten op nahielden. Na vele omzwervingen kwam Dante in Ravenna terecht, waar hij het grootste deel van zijn Commedia schreef en in 1321 stierf aan malaria.

Enfin: Dante gaat dood in Ravenna en krijgt daar een mooie tombe (niet de huidige). Maar dan wil Florence zijn verloren zoon terug, dat gaat zelfs zó ver dat de paus zich ermee gaat bemoeien. Dante moet terug naar zijn geboorteplaats, aldus het pauselijk decreet. De bouwtekeningen voor zijn nieuwe laatste rustplaats liggen al klaar, en zijn gemaakt door niemand minder dan Michelangelo. Men breekt de tombe in Ravenna open, wil de botten van de grote dichter eruit halen en men vindt… niets. Kloosterlingen wilden de stoffelijke resten beschermen en hadden ze in een houten kist verstopt in hun klooster. Toen de huidige graftombe werd gebouwd, eind achttiende eeuw, werden de botten weer in de oorspronkelijke urn geplaatst. En dat was dat. Of toch niet? De omzwervingen van Dante waren nog niet ten einde, want ten tijde van Napoleon waren de kloosterbroeders gedwongen hun heil ergens anders te zoeken. Dante werd in voorgenoemde houten kist ingemetseld in het Quadrarco di Braccioforte. Daar werden de beenderen in 1865 bij toeval (!!) ontdekt en weer in het grafhuis geplaatst. Alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kist tijdelijk elders begraven, maar voor zover we weten ligt Il Poeta momenteel in zijn graftombe in Ravenna.

Gisteren stond ik bij die prachtige tombe voor Dante – maar vreemd genoeg deed het me niets. Misschien was ik lamgeslagen door de pracht en praal van de mozaïeken en kerken die ik eerder die dag bekeken had. Of lag het aan de horde toeristen waardoor ik opeens omsingeld was? De ontroering kwam toen ik voor de bewuste houten kist stond, waarop met kleine zwarte letters nog net de tekst ‘Dantis ossa’ te lezen was: de botten van Dante. Wat moet er in vredesnaam door je heengaan als je per ongeluk op die kist stuit? Ik voel mijn verroeste archeologenhart kloppen bij die gedachte. En wat ik me vooral afvraag: wat zou er gebeurd zijn als die botten voor altijd verborgen waren gebleven? Had dat dan bijgedragen aan het mysterie rondom Dante, hadden ze andere voorwerpen ter verering in die tombe gelegd? Hoe werkt mythevorming?

Misschien zie ik het niet helder, omdat ik kijk met de ogen van een buitenstaander, maar ik vraag me af waarom Italië zo goed is in het eren van zijn grote kunstenaars en waarom daarvoor in Nederland zo weinig plaats lijkt te zijn. Op welke schrijver of dichter is Nederland zo trots als Italië op Dante? Er is geen Joost van den Vondel-museum, in toeristenwinkels zijn geen ansichtkaarten te koop met daarop het hoofd van Gerard Reve en het graf van Jan Slauerhoff is niet overdekt met lippenstift-kussen. Is het volksaard? Ligt daar een deel van het antwoord op de vraag waarom ik me zo thuis voel in Italië? Die gedeelde liefde voor literatuur, voor de kunsten in het algemeen, voor historie? Ik zou willen dat Nederland trotser was op de bijzondere kunst die het heeft voortgebracht – iets minder nuchterheid, iets meer emotie.

Of hebben de Nederlanders stiekem een les getrokken uit de Divina Commedia, die de Italianen over het hoofd zien? Is trots de directe weg naar beneden, naar de Hel of de Louteringsberg?

Ik troost me maar met de gedachte dat ik op zoveel vragen (nog) geen antwoord heb omdat ik, nel mezzo del cammin di mia vita, in een donker woud sta, net als Dante voordat hij zijn gids Vergilius vond.

Foto’s